Alles over dopenDopen betekent letterlijk 'onderdompelen'.
In de bijbel worden mensen ondergedompeld in water om alle zonden weg te spoelen en zo lichaam en geest te reinigen. Daarbij wordt vaak de doopformule uitgesproken zoals die in de Bijbel te vinden is. De gedoopte is daarna officieel christen. Het Doopsel, het Vormsel en de Eucharistie vormen de belangrijkste stappen voor een volledige opname in de katholieke kerk. Heel bekend is Johannes de Doper die bekeerlingen in de rivier de Jordaan doopte. |
DooptraditiesVroeger moest een kindje binnen drie dagen worden gedoopt, omdat de kindersterfte hoog was.
De rooms-katholieke, oosters-orthodoxe en de meeste protestantse kerken uit de tijd van de Reformatie kennen het kinderdoopsel (of kinderdoop), waarbij een kind zo vroeg mogelijk gedoopt wordt. Dit doet men naar aloude traditie en omdat de ouders de heilzame werking van het doopsel niet mogen onthouden aan hun kind. Hierbij speelt op de achtergrond mee de gedachte dat de doop in plaats van de besnijdenis gekomen is. Wanneer veel nadruk gelegd wordt op dit laatste punt spreekt men in protestantse kerkgenootschappen ook wel over de verbondsdoop. Overigens kennen ook deze kerken de doop van volwassenen, namelijk wanneer iemand niet als kind gedoopt is. De Vrije Evangelische Gemeenten die voortkwamen uit het Réveil kennen over het algemeen de kinderdoop. Binnen de kerken waar de kinderdoop wordt gepraktiseerd speelt de belijdenis op latere leeftijd een rol, in de rooms-katholieke Kerk tezamen met het Vormsel. Een protestants gedoopt kind zal later als het volwassen is zijn doop moeten beamen door in het openbaar belijdenis voor de protestantse gemeente van het geloof af te leggen. Hierdoor is in deze reformatorische gemeenten sprake van doopleden en belijdende leden. Andere gemeenschappen zoals de doopsgezinden, de baptisten, Vergadering van gelovigen, Zevendedagsadventisten, Volle evangeliegemeentes, pinkstergroeperingen en Jehova's getuigen kennen de volwassendoop waarbij de nadruk ligt op de openbare belijdenis van het geloof door de dopeling. Zowel binnen de rooms-katholieke, oosters-orthodoxe als de protestantse kerken is de doop één van de sacramenten. In noodsituaties mag binnen katholieke gemeenschappen de nooddoop worden toegepast door iedereen, zelfs een niet-gedoopte. In sommige protestante kringen wordt een onderscheid gemaakt tussen de doop in water en de doop in de Geest. Paulus spreekt nml. over verschillende dopen, zoals Israël in de woestijn gedoopt werd in de zee (waterdoop) als ook gedoopt werd in de wolk (Geestesdoop). In de rooms-katholieke Kerk beschouwt men het vormsel en het doopsel tezamen als volmaakte Geestesdoop. Jezus zegt dat Hij niet is gekomen om slechts met water te dopen, maar met de Geest en met vuur. Verder zegt Hij, dat de mens moet worden wedergeboren uit water en Geest. |
Katholieke doop
In de rooms-katholieke en met Rome Oosters-katholieke Kerken en de oosters-orthodoxen, kan men zonder gedoopt te zijn niet de hemel binnengaan.
In de westelijke Kerk was op veel plaatsen lange tijd gebruikelijk om doodgeboren kinderen en ongedoopt gestorven baby's in ongewijde aarde te begraven. Inmiddels bestaat deze kwetsende omgang met ongedoopt overledene niet meer, hoewel het begraven worden in gewijde aarde nog wel aan gedoopten voorbehouden is. Ongedoopt gestorven kinderen worden tegenwoordig door de Rooms-Katholieke Kerk met veel respect begraven en er wordt voorafgaand ook een uitvaartmis opgedragen voor hun zielenrust. Het doopsel van bloed wordt door sommigen als toepasselijk gezien voor foetussen die niet geboren worden als gevolg van een abortus. De rooms-katholieke theologie onderscheidt dus drie soorten waarop de mens aan de doopgenade deelachtig kan worden: Door de waterdoop, die voor eenieder die haar kan ontvangen absoluut verplicht en heilsnoodzakelijk is. Door het Doopsel van begeerte dat tot stand komt door een volmaakte liefde en het door bovennatuurlijk geloof in Jezus Christus en diens rooms-katholieke Kerk.
Door het Doopsel van bloed van hen die hun bloed als martelaren gaven voor het getuigenis van Christus en nog niet gedoopt waren. Vereist is hiervoor wel, dat deze niet bewust in tegenstand tegen de Katholieke Kerk leefden. Het doopvontEen doopvont (van het Latijn fons = bron) of doopbekken is een waterbekken dat voor het bewaren van het doopwater en de toediening van de doop wordt gebruikt.
Terwijl de eerste Christenen doopten door onderdompeling in rivieren, fonteinen, of in de zee, gebruikte men in de derde eeuw een poel of bad in een speciaal badhuis. In de twaalfde eeuw werd de kinderdoop steeds gebruikelijker. Door overgieten was slechts een klein bad nodig en langzamerhand is men overgestapt op het gebruik van een doopvont in de kerk. Dit is een grote bak, soms op een dikke poot, waarin wijwater zit. De vorm van een doopvont kan extra symbolische waarde hebben. |
De doop ongedaan maken
De doop ongedaan maken is niet mogelijk. Men kan wel met behulp van een acte de bevoegde bisschop te kennen geven dat men de Kerk wil verlaten. Dit wordt dan in het doopregister vermeld. De Kerk beschouwt een dergelijke aanvraag als een daad van geloofsafval of ketterij. De doop zelf, als binding met het Lichaam van Christus, kan volgens de Kerk niet ongedaan gemaakt worden omdat dit een ontologische en permanente binding is en er worden dan ook geen namen uit het doopregister verwijderd.
DoopnamenDe doopnaam is de voornaam die een kind krijgt bij de doop. Deze naam kan afwijken van de naam die bij de burgerlijke stand wordt aangegeven en ook van de roepnaam.
In het Brits Engels spreekt men van Christian name. Daarmee wordt een voornaam bedoeld. De oorspronkelijke bedoeling is waarschijnlijk: de naam waarmee je gedoopt bent, en die natuurlijk een christelijke naam is. Tegenwoordig wordt iedere voornaam zo aangeduid, zelfs als het een heidense naam is. In sommige streken is/was er een traditie in de naamgeving. De eerste zoon werd genoemd naar de vader van de vader van het kind, de eerste dochter naar de moeder van de moeder van het kind. De tweede zoon naar de vader van de moeder van het kind, enzovoort. Uit stamboomonderzoek blijkt dat een tweede of derde naam dikwijls was afgeleid van de naam van de peter en/of de meter. In traditioneel katholieke milieus was Maria of Jozef bijna altijd een tweede of derde naam (als het al niet de eerste was). Bij het doopsel krijgen de kinderen meestal een aantal doopnamen. Dit zijn soms namen van heiligen. De bedoeling is dan dat deze heiligen het kind zullen beschermen. De meeste kinderen krijgen drie voornamen: de echte voornaam, aangevuld met de namen van peter en meter. In België was het traditie dat een zevende zoon naar de koning werd genoemd, die dan peter werd, een zevende dochter naar de koningin. In Nederland bestond een zelfde traditie in rooms-katholieke kringen met de namen Louis of Louise, in protestantse kringen met de namen Willem en Wilhelmina. Tot 1750 was er meestal sprake van één doopnaam, met de tijd nam het aantal doopnamen toe. De voornaam werd uit de doopnaam afgeleid. Daar waar het dopen niet (meer) nodig gevonden wordt, wordt bij de burgerlijke stand meteen de beoogde voornaam aangegeven. |
DoopkaarsenDe doopkaars is er voor een bijzondere gelegenheid, namelijke bij de doop van een persoon of in de jaren erna tijdens de doopviering. Bij de daadwerkelijke doop in de kerk worden de doopkaarsen voor iedere gedoopte ontstoken aan de grote Paaskaars (die symbool staat voor het licht van Christus).
Doopkaarsen worden ook gebruikt om iemands doopverjaardag te vieren. De geschiedenis van de doopkaars De eerste scheppingsdaad van God is volgens gelovigen was het scheiden van licht en duisternis, waardoor licht gelijk is komen te staan aan alles wat goed is en duisternis voor al het kwade. Licht heeft in al zijn verschijningsvormen dan ook een belangrijke betekenis binnen de kerk en daarbuiten. Zo kan het ontsteken van een doopkaars niet alleen worden gezien als verdrijving van de duisternis, maar ook als overwinning op de boze krachten van het donker. |
Doopteksten en doopgedichtjes
Kindje dat het water voelt
Kindje dat het water voelt weet je dat God jóu bedoelt Druppels op je babywang raken jou je leven lang ----------- Water tekent een geheim: dat je kind van God mag zijn Water levert het bewijs: God gaat met je mee op reis Want wanneer je bent gedoopt weet je dat God naast je loopt En dat Hij je altijd helpt wat Hij zegt dat is Hij zelf ----------- Dit hele kleine leven Heer Dat U hen toevertrouwd Dat zegt ons alle keren weer Hoeveel U van ons houdt |
Dit kind, in Gods verbonden
nu opgenomen Mag weten, door dit teken is er hoop Want waar Zijn pad ook uit mag komen Hij draagt de belofte van de doop ----------- Voor altijd een parel in Gods handen ----------- Jouw leven staat aan het begin Het heeft nog geen herinnering. Je bent zo weerloos en zo klein Je weet nog niet hoe het zal zijn. O heer, bevestig ons bestaan; noem ons bij onze naam |
Wees voor haar een troost en steun
als ze bang en eenzaam is. Blijf haar nabij als het donker wordt in haar leven, als zij de weg kwijt is, die naar vrede leidt. In Uw zegenende handen leggen wij de naam van ons kindje. ----------- Jouw leven werd vandaag voor de Heere neergelegd, En door jouw papa en mama werd er 'ja' gezegd. het water van de doop ging over jouw kleine hoofd, God heeft Zijn verbond nu al aan jou beloofd. ----------- God zal altijd voor je zorgen, Nu en alle dag van morgen. Hij vergeeft jou zonden, groot of klein, Leg je leven in Zijn hand, dan zul je voor altijd veilig zijn! |